Pétanque Union Bois le Duc, 's-Hertogenbosch - Nederland

 

 

 

 

Pétanque Union Bois le Duc

 

 

 

‘s-Hertogenbosch - Nederland

 

Opgericht d.d. 6 juli 2016

Aangesloten bij de Nederlandse Jeu de Boules Bond (NJBB)

    

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Home

Nieuws

Organisatie

Accommodatie

Evenementen

Uitslagen

Foto’s

Spelregels

Contact

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Anno 2020 door sport verbonden met

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OVER ‘PÉTANQUE’

 

 

Inhoudsopgave

 

·       De geschiedenis van de sport 'pétanque'.

·       Materiaal.

·       Het kiezen van de juiste boules.

·       Werphoudingen en worpsoorten.

·       Zelf een jeu de pétanque-baan aanleggen.

·       Termologiën.

 

 

De geschiedenis van de sport ‘pétanque’

 

De term ‘jeu de boules’ is een verzamelnaam voor balspelen. Onze spelsoort heet ‘pétanque’ en maakt onderdeel uit van deze balspelen. De geschiedenis van de sport ‘pétanque’, in de volksmond desalniettemin toch ‘jeu de boules’ genoemd, begint in een ver verleden.

 

Over het ontstaan van het jeu de boules-spel doen verschillende verhalen de ronde. Zeker is dat archeologen een paar ballen en een klein balletje hebben aangetroffen in de sarcofaag van een Egyptische farao. De oudheid hiervan wordt geschat op de 52e eeuw voor Christus. Het is helaas onbekend of deze ballen ook daadwerkelijk voor een balspel werden gebruikt. Wel is bekend dat in een latere periode de Grieken in hun gymnasia (sportscholen) al aan balwerpen deden en er een soort sport van maakten. Toen vervolgens de Romeinen met hun veroveringen bezit namen van grote delen van Europa namen zij veel over van de Grieken, waaronder ook dit balspel. De Romeinen voegden er echter een doelballetje aan toe en een soort jeu de boules-spel was ontstaan.

De Romeinen exporteerden dit spel naar heel West-Europa en Noord-Afrika waarna er in de loop der tijd in diverse regio’s allerlei varianten op dit spel werden bedacht.

 

Het principe van het balwerpen naar een doel is dus een oersport, die echter niet exclusief aan de Grieken en de Romeinen toegeschreven kan worden. Het is bekend dat ook de Inca’s een gelijksoortig balspel kenden. Tot op de dag van vandaag schijnt het nog steeds door Noord-Amerikaanse Indianenstammen gespeeld te worden.

Omstreeks de 13e eeuw dook het spel weer op in Vlaanderen en Engeland. Dit balspel nam vervolgens een grote vlucht naar Zuid-Europa, met name naar Italië en Frankrijk. Hier werden de jeu de boules-spelen ontwikkeld die wij kennen onder de namen ‘La Lyonnaise’ (van oorsprong Italiaans), ‘La Provençale’ en ‘La Longue’ (in Zuid-Frankrijk). La Lyonnaise en La Provençale worden nog steeds in Centraal-Frankrijk (de Provence en de Midi) gespeeld en genieten daar een grote populariteit.

 

Het balspel raakte vervolgens door allerlei oorzaken in de vergetelheid en was zo goed als uitgestorven. Men moet een hele lange periode wachten om weer sporen van het spel terug te vinden.

De boules waar vroeger mee gespeeld werd waren gemaakt van een bepaald soort hard hout, waarbij voor de duidelijkheid gezegd moet worden dat de boules voor La Lyonnaise veel groter van omvang waren dan die gebruikt werden voor La Provençale.

 

Er bestonden toen al wel enkele spelregels maar veel stelden die niet voor. Er vielen dan ook allerlei trucs te bedenken om ongestraft een wedstrijd te winnen.

 

In het begin van de 20e eeuw raakte een beroemd speler van La Provençale, genaamd Jules de Noir, door een ernstige vorm van reuma minder valide. Mede hierdoor kon hij zijn zo geliefde sport niet meer beoefenen. Men moest namelijk bij La Provençale met het plaatsen van een boule op één been staan en bij het schieten moest men drie snelle passen maken en daar was Jules de Noir niet meer toe in staat. Hij zocht naar mogelijkheden om de bestaande regels zodanig aan te passen dat hij toch het spel kon blijven spelen, al was het maar in kleine vorm. Uit zijn geest ontsproot in 1910 in de Zuid-Franse badplaats La Coitat een aantal ideeën. Het is dan ook géén toeval dat de oudste boulodrome (speelterrein) zoals wij dat kennen zich in La Coitat bevindt. De sport ‘pétanque’ was geboren en werd in korte tijd zéér populair en verspreidde zich razendsnel over Zuid-Frankrijk. Daarna ging het als een olievlek verder over het gehele land.

 

 

Les boules cloutées.

 

Pétanque werd eerst genoemd ‘avoir les pieds tanqués’ (lees: ‘beide voeten naast elkaar hebben’) wat vervolgens verkort werd tot ‘pieds tanqués’ (‘gesloten voeten’) en later werd samengevoegd tot het hedendaagse ‘pétanque’. Er werden dezelfde houten boules gebruikt als bij La Provençale. De boules, die nogal aan slijtage onderhevig waren omdat men op allerlei terreinen speelde, werden door enkele spelers voorzien van spijkers. Dit werd ook wel ‘les boules cloutées’ genoemd. De reden hiervan was snelle slijtage tegen te gaan en de boules zwaarder te maken. Veel spelers volgden dan ook dit voorbeeld. Dit duurde zo tot ongeveer 1920. Een zekere Jean Blanc ontwikkelde toen de metalen boules door twee halve bollen tegen elkaar te lassen. Dat gebeurde in een klein fabriekje in Saint-Bonnet-le-Château, een gemeente in het Franse departement Loire (regio Rhône-Alpes). De boules die daar worden gemaakt dragen tot op de dag van vandaag de naam van hun ontwerper Jean Blanc: ‘Les boules JB’. Veel later volgden andere fabrikanten dit voorbeeld en kwamen er ook andere merken op de markt. Ook zij hanteerden het door Jean Blanc ontwikkelde productieproces met de twee halve bollen.

 

 

Het hedendaagse productieproces van een boule.

 

Na veel moeilijkheden werd het spel in 1945 verder gereglementeerd en werd de Fédération Internationale de Pétanque et Jeu Provençal (F.I.P.J.P.) opgericht. Al snel volgde het ene toernooi na het andere met uiteindelijk het gigantische toernooi in het pétanque-mekka bij uitstek: het ‘Parc Borely’ in de Zuid-Franse havenstad Marseille. De naam van dit jaarlijkse spektakel: ‘Le Mondial la Marseillaise à Pétanque’. Tegenwoordig nemen aan dit toernooi ruim 4.100 equipes deel. Een totaal van zo’n 12.300 spelers dus! Er wordt gespeeld volgens een systeem van directe eliminatie waarbij enorme geldbedragen kunnen worden verdiend.

 

 

De winnaars van ‘Le Mondial la Marseillaise à Pétanque’ van 2024.

V.l.nr.: Philippe Quintais, Jean-Claude Jouffre en Philippe Suchaud.

 

In het speelseizoen zijn er velen die, door dagelijks toernooien te spelen, hun brood verdienen met het pétanque. In de naoorlogse jaren krijgen beroemde en beruchte pétanque-spelers zéér kleurrijke bijnamen. Enkele voorbeelden hiervan zijn Robert Trovatelli bijgenaamd ‘Otello’, Jean Tricon bijgenaamd ‘Le Japonaise’ en niet te vergeten de beruchte speler uit de vooroorlogse periode Donato bijgenaamd ‘Bimbo’.

 

De verspreiding van pétanque in Nederland is waarschijnlijk het gevolg van een kennismaking met dit spel door vakantiegangers in Frankrijk. Ook is het mogelijk dat in Nederland woonachtige Fransen hun steentje hebben bijgedragen tot de introductie van het spel. Al spoedig werd het spel in Nederland zo populair dat er een aantal verenigingen werd opgericht om het pétanque te beoefenen. Als logisch gevolg daarvan ontstond in 1972 de Nederlandse Jeu de Boules Bond (NJBB).

 

De grote vlucht die pétanque in Nederland heeft genomen blijkt uit het aantal spelers met een NJBB-licentie: deze groeit ieder jaar gestaag. Anno 2023 kent de NJBB ruim 15.000 licentiehouders. Het is zeker dat er buiten het georganiseerde verband van de NJBB een minstens evenzo groot aantal spelers is aangesloten bij verenigingen die géén lid zijn van de NJBB waardoor het aantal beoefenaars van het pétanque veel groter is dan officieel bekend.

 

Nederland is onderverdeeld in 8 NJBB-districten met ieder een eigen bestuur.

 

 

Internationaal gezien hoopt men dat het pétanque zich over meer landen zal uitbreiden zodat het in de toekomst mogelijk uit kan groeien tot een Olympische sport. In 2003 werd in Frankrijk de sport ‘pétanque’ officieel erkend als topsport.

 

 

 

Materiaal

 

Om de sport ‘pétanque’ goed te kunnen spelen heb je officiële wedstrijdboules nodig, geen zogenaamde ‘camping-boules’ die je in de bouw- of supermarkt koopt en glimmen alsof iemand ze net urenlang heeft opgepoetst. Camping-boules zijn een soort van spelvervalsing en wel om de volgende redenen:

 

·       Camping-boules zijn gemaakt van zeer zachte inferieure metaalsoorten, ook voldoen ze veelal niet aan de gestelde gewichtseisen.

Stel: een speler met wedstrijdboules voert het perfecte schot uit op een camping-boule (dit is een zogenaamde ‘carreau sur place’ waarbij de boule waarmee wordt geschoten op exact dezelfde plaats blijft liggen als de boule die is weggeschoten) dan zal het resultaat echter verre van perfect zijn. Omdat de camping-boule uiterst zacht is zal deze de kracht van het schot met de harde wedstrijdboule niet in een gelijke mate absorberen. Ter illustratie: het is een beetje het idee van met een basketbal op een pingpongbal schieten. De pingpongbal vliegt wel weg maar de basketbal vliegt net zo hard (of zelfs harder) mee.

 

·       Een wedstrijdboule wordt met zorg gemaakt, is uitgebalanceerd en als dusdanig gecertificeerd door de fabrikant. Zou je een wedstrijdboule exact in tweeën delen dan is de ene helft net zo zwaar als de andere en zie je dat ook de wanden van de boule een gelijkmatige dikte hebben. Ook zul je geen luchtbelletjes in het metaal zien of losgeschoten stukjes metaal in de kern van de boule (lees: een boule is hol). Zou je een camping-boule doormidden delen dan kan het zijn dat het ene deel 60% van het totaalgewicht is en het andere deel 40%. Ook zul je zien dat de wand van de camping-boule niet gelijkmatig van dikte is waarbij het waarschijnlijk is dat je luchtbelletjes en losgeschoten stukjes metaal ziet.

Samengevat: camping-boules zijn ongebalanceerd maar bovenal ook niet gecertificeerd waardoor je er geen officiële- maar ook geen interne toernooien bij Pétanque Union Bois le Duc mee mag spelen!

 

 

Camping-boules.

 

Een officiële wedstrijdboule.

 

Een wedstrijdboule heeft een minimaal gewicht van 650 gram en een maximaal gewicht van 800 gram. De minimale diameter is 70,5 millimeter en de maximale 80,0 millimeter.

 

In elke wedstrijdboule is een serienummer, het gewicht en het merk gegraveerd. Zonder deze gegevens is het een ‘boule loisir’: een vrije tijdsboule. Met een ‘boule loisir’ mag je op officiële toernooien en competities niet spelen! Het serienummer mag overigens niet onleesbaar zijn anders kan een scheidsrechter de boule afkeuren waarna je niet meer verder mag spelen (tenzij je nog een andere set boules hebt die wel voldoet aan de regels).

 

 

Een gladde boule

zonder ringversiering.

 

Een boule

met ringversiering.

 

Er bestaan gladde boules, die worden meestal door tireurs (schutters) gebruikt, en boules met verschillende soorten ringversiering. Die worden door de pointeurs (plaatsers) gebruikt.

 

Een pointeur speelt vaak met kleinere boules dan een tireur en gebruikt boules met veel ringversieringen om op die manier een betere grip op het terrein te krijgen. Met iets kleinere boules is het voor de pointeur ook eenvoudiger om met effect te spelen.

 

Een tireur speelt meestal met grotere, zachte boules. Zachte boules zorgen ervoor dat de boules meer demping hebben waardoor deze na het schot minder ver weg springen.

 

Officiële wedstrijdboules koop je bij een goede, veelal wat grotere sportzaak of bestel je online via www.obut.com/nl, in ieder geval niet bij een bouw- of supermarkt (mits je in Frankrijk bent! 😉).

 

Het but is van hout, meestal buxus, of van kunststof en heeft een diameter van 30 millimeter met een toegestane afwijking van +/- 1 millimeter. Het mag verschillende kleuren hebben en is rond.

 

 

Het but is in verhouding aanzienlijk kleiner dan de boules.

 

Mocht je tijdens een wedstrijd twijfelen over de geldigheid van het but, raadpleeg dan de scheidsrechter of gebruik dit stroomschema om uitsluitsel te krijgen.

 

 

Let op: raadpleeg altijd het internationaal spelreglement voor de allerlaatste regelgeving!

 

 

Het kiezen van de juiste boules

 

Het kiezen van de juiste boules hangt samen met een aantal zaken:

 

·       De grootte van je hand.

·       De rol die je wilt vervullen in het team.

·       ‘Het gevoel’.

 

Het is belangrijk dat je boules kiest die goed in je hand passen: ongeveer half erin en half erbuiten, zoals getoond op het plaatje hieronder.

 

 

Een goede grip is essentieel voor een goede worp.

 

Om dit te testen pak je de boule vast met twee handen. Omsluit vervolgens de boule. Deze dient nu volledig omsloten te worden door beide handen, duim tegen de wijsvinger. Deze test biedt overigens géén enkele garantie dat je ook daadwerkelijk de voor jou meest geschikte boules aanschaft. Het is slechts een richtlijn die het wat makkelijker maakt om  zogezegd ‘door de bomen het bos te vinden’.

 

Beginners moeten zeker geen extreme maten nemen: de maten van een tussenpersoon (milieu) zijn dan het meest geschikt: 710 of 720 gram, 1 of 2 groeven, 73 of 74 mm, 125 kg/mm2.

 

Een plaatser (pointeur) kiest een bal waarmee hij goed kan plaatsen. De daarvoor geschikte boules zijn wat zwaarder (> 720 gram) en zijn gegroefd waardoor ze een betere grip hebben op het terrein. De boules van een plaatser zijn meestal ook kleiner (rond 72 millimeter) waardoor ze door een schutter (tireur) moeilijker te raken zijn. Ook zijn de boules harder (125 kg/mm2) daar ze minder demping nodig hebben (er wordt tenslotte vrijwel nooit mee geschoten). Bijkomend voordeel is dat ze minder snel slijten.

 

Een schutter (tireur) kiest een bal waarmee hij goed kan schieten (door de lucht). De daarvoor geschikte bal is makkelijk te gooien en meestal ook lichter (< 720 gram). De boules van een schutter zijn vaak glad, zonder groeven, waardoor ze minder last ondervinden van (lucht-)weerstand en wervelingen. De boules van een schutter zijn meestal groter (rond 76 millimeter) waardoor de kans groter is te raken. Ook zijn de boules van een schutter zachter (110 kg/mm2) waardoor ze beter schokken absorberen en daardoor beter blijven liggen.

 

Voor wie het niet gelooft: boules slijten flink bij het spelen vooral bij intensief gebruik! Het verdwijnen van de inscripties geeft al aan, dat het gewicht van de boule niet meer beantwoordt aan wat er op staat (stond), afgezien nog van zijn balans en wat het merk betreft. Het merk dient het voor te komen op de lijst van goedgekeurde merken van de NJBB

 

 

Net als bij iedere sport is training van groot belang: oefening baart kunst!

 

 

Werphoudingen en worpsoorten

 

Een goede worp is er één waarbij het lichaam in balans is en de beweging die het lichaam maakt beheerst maar vloeiend is, zonder onderbreking.

 

 

Het is ook bijzonder belangrijk de boule goed na te wijzen, met de vingers gesloten tegen elkaar en de vlakke hand wijzend in de richting (lees: baan) die de boule moet afleggen naar het but of de te schieten boule.

 

 

Pétanque kent slechts twee manieren waarop men de boules speelt: zittend (gehurkt) of staand. In beide gevallen blijven de voeten aan de grond.

 

 

Zittend of gehurkt spelen.

 

Staand spelen.

 

Zowel in de gehurkte als staande positie zijn er diverse manieren waarop men een boule kan spelen. Een speler kan plaatsen (pointeren) om een punt te scoren maar een speler kan ook schieten (tireren) om het punt te scoren of om één of meerdere boules (en daarmee punten!) van de tegenstander weg te spelen.

 

Bij plaatsen en schieten zijn er verschillende manieren om dit te doen.

 

Plaatsen (pointeren)

 

Rollend plaatsen (point à roulant)

 

 

De boule wordt bij deze worp gehurkt of half voorover gebogen gespeeld. Bij het rollen raakt de boule binnen een afstand van 2 tot 5 meter van de werkcirkel de grond (op de donnée), waarna deze verder rolt richting het but. Voor deze worp is het belangrijk dat de baan goed wordt bekeken, daar er veel onregelmatigheden op de baan kunnen voorkomen.

 

Halfhoog plaatsen (point en ½ portée, glissé)

 

 

Bij de halfhoge gooi wordt de boule met een boog gespeeld zodat deze halverwege de werpcirkel en het but de grond (op de donnée) raakt. Hoe hoger je de boule gooit, hoe korter de boule zal uitrollen. Het uitrollen wordt ook bepaald door de bodemgesteldheid. Ook is bij deze worp de mate van tegeneffect, waarbij de boule als het ware terug wil rollen of niet doorrolt, vooral bij harde ondergrond belangrijk.

 

Hoog plaatsen (point au portée ou plombé)

 

 

Bij een hoge gooi wordt de boule zéér hoog in de lucht gegooid zodat deze bijna verticaal naar beneden valt. De boule raakt de grond (op de donnée) minder dan 1 meter van het but. Ook is bij deze worp de mate van tegeneffect, waarbij de boule als het ware terug wil rollen of niet doorrolt, vooral bij harde ondergrond belangrijk.

 

Schieten (tireren)

 

Slepend schieten (tir à la rafle)

 

 

Bij dit schot wordt de boule zo krachtig mogelijk gespeeld, waarbij de boule 3 tot 4 meter voor het doel de grond (op de donnée) raakt. Het grote nadeel van dit schot is dat de gespeelde boule alle onregelmatigheden van het terrein tegenkomt, waardoor er minder controle is. Het resultaat van het schot is dus zeker niet voorspelbaar.

 

Half rollend schieten (tir devant)

 

 

Eén van de meest voorkomende redenen dat een tireur de boule van de tegenstander mist is dat de gespeelde boule over de weg te schieten boule springt (met name bij harde banen). Om dit te voorkomen kan een tireur het beste kort schieten. Laat de gespeelde boule 20 tot 30 centimeter voor de weg te schieten boule landen. De aanvallende boule rolt door en ketst die van de tegenstander weg. Deze worp is alleen geschikt voor zanderig en vlak terrein. Zelfs het kleinste steentje kan er voor zorgen dat de tireur zijn doel mist.

 

Op ijzer schieten (tir plein fer)

 

 

Dit type schot wordt voornamelijk gebruikt op onregelmatig terrein. De tireur moet de boule van de tegenstander recht in het midden raken, een schot op het ijzer dus. Dit is het moeilijkste schot, dat veel nauwkeurigheid vereist. De boule van de tegenstander treffen zonder daarbij de grond te raken. Het perfecte schot noemt men een ‘carreau’ of een ‘blijver’. Als de boule waarmee wordt geschoten daarbij op exact dezelfde plek blijft liggen als de weggeschoten boule dan spreekt men over een ‘carreau sur place’.

 

Spelen met effect

 

Met effect plaatsen (pointeren)

 

 

Het is ook mogelijk een boule met effect te plaatsen om op die manier boules (al dan niet van de tegenstander) of onregelmatigheden op het terrein te omzeilen. Door de boule op verschillende wijzen los te laten creëer je een effect linksom of rechtsom. Dit doe je als volgt:

 

·      Hand neutraal: de boule gaat recht vooruit.

·      Hand naar buiten gedraaid: linksom effect.

·      Hand naar binnen gedraaid: rechtsom effect.

 

Met effect schieten (tireren)

 

 

Je kunt een boule ook met tegeneffect schieten door als het ware een trekkende beweging (contra-effect) aan de te werpen boule te geven. Dit wordt ook wel een ‘getrokken boule’ genoemd. Op het moment dat de gespeelde boule de weg te schieten boule raakt zal deze terug komen, in de richting van de werpcirkel. Door de gespeelde boule enigszins schuin te werpen is het mogelijk de gespeelde boule naar links of naar rechts te laten gaan ten opzichte van de zojuist geschoten boule.

 

Instructievideo Marco Foyot

 

Eén van de beste instructievideo’s ooit gemaakt is ‘Ma méthode’ met in de hoofdrol meervoudig (wereld-)kampioen Marco Foyot uit Frankrijk. De instructievideo is door de tand des tijds weliswaar wat achterhaald maar toont op een formidabele wijze hoe een boule te spelen. Klik hier om de instructievideo via YouTube te bekijken.

 

 

Marco Foyot, bijgenaamd ‘Monsieur Pétanque’, in actie.

 

Warming-up

 

Net als bij iedere sport is het verstandig ook bij pétanque een korte warming-up te houden. Tenslotte is een ‘warm’ lichaam meestal ook een soepel lichaam. Garanties biedt het echter niet …

 

 

 

Zelf een pétanque-baan aanleggen

 

Pétanque kan op zéér verschillende terreinen worden gespeeld, maar het beste oppervlak wordt gevormd door los gestort én licht aangewalst fijn grind of een fijne steenlaag. Gravel of fijn gebroken schelpen worden ook wel gebruikt, maar maken het spel minder interessant door een te grote regelmaat. Perfect glad moet het terrein beslist niet zijn. De onregelmatigheid van het terrein maakt een essentieel onderdeel uit van de spelproblemen. Een goede drainage is echter wel gewenst. De opbouw van het speelterrein is sterk afhankelijk van de plaatselijke bodemgesteldheid. Het beste kan men aan de gemeentelijke plantsoendienst vragen hoe men ter plaatse een grindgedekt parkpad zou aanleggen.

 

Per speelterrein is officieel een oppervlakte van 4 bij 15 meter nodig, maar 3 bij 13 meter is in de praktijk meestal voldoende. Het uitzetten van banen is alleen nodig als zich heel veel spelers op een open terrein bevinden en het kan voorkomen dat wedstrijden door elkaar heen gespeeld gaan worden. Voor de afscheiding van banen is dun touw (bijvoorbeeld: oranje nylon draad) van 1 à 3 millimeter dikte zéér geschikt. Een terreinbegrenzing is niet direct noodzakelijk maar kan het doorstoten of op de rijbaan komen van boules voorkomen. Hiertoe kan een rand van steen of houten bielzen worden geplaatst. Steen heeft als nadeel dat het sneller kapot gegooid wordt. Indien belijning wordt toegepast dient deze op minimaal 10 centimeter van de lijnen geplaatst te worden.

 

Tenslotte volgt nog een opsomming van de opbouw van een pétanque-baan zoals die volgens de NJBB zou moeten zijn. In het algemeen is de opbouw van boven (toplaag) naar beneden (ondergrond en fundering) als volgt:

 

·       Toplaag: 3 à 4 millimeter.

·       Fundering: +/- 10 centimeter.

·       Waterafvoerende laag: +/- 20 centimeter.

 

Toplaag

 

Voorkomen dient te worden dat de toplaag waterpas ligt, natuurlijke glooiingen maken het spel aantrekkelijker. De toplaag kan bestaan uit:

 

·       2 à 3 centimeter leem, ingewalst met 1 centimeter grind (0-8 millimeter): hiervoor kan ook split gebruikt worden of …

·       Grof zand met gemalen mergel (is niet makkelijk verkrijgbaar) of …

·       Halfverhardings-toplaagmateriaal, het nadeel hierbij kan zijn dat het veld te glad en daardoor te makkelijk wordt.

 

Fundering

De fundering kan gelijk zijn aan die van halfverhardingen:

 

·       Lava (0-15/25 millimeter) of …

·       Sintels (0-15/25 millimeter).

 

Wanneer de toplaag als ondergrond beton of iets dergelijks heeft, dan kan volstaan worden met de beschreven toplaag, maar dan met een dikte van 20 centimeter.

 

Waterafvoerende laag

Als waterafvoerende laag kan vrij grof zand worden genomen of gebroken puin, met een dikte van 20 centimeter. Uiteraard kan deze laag plaatselijk al aanwezig zijn. Of al dan niet moet worden gedraineerd hangt af van de plaatselijke situatie.

 

En vind je deze instructies allemaal veel te ingewikkeld: pak een schop en een paar kruiwagens met zand, zoek een parkeerplaats, gooi er een dun laagje zand op… Et voila, jouw eigen pétanque-baan is een feit!

 

Speelbaarheid

 

Een pétanque-baan moet een uitdaging vormen. Een te vlakke pétanque-baan of een pétanque-baan met een te dikke toplaag komt te nadele van het spel. Tenslotte, hoe dikker de toplaag des te onzuiverder een boule gespeeld kan worden. Door een te dikke toplaag remt een boule zeer sterk af, deze lijkt hierdoor ogenschijnlijk goed gespeeld lijkt te zijn terwijl deze feitelijk veel te hard/te laag werd gespeeld. Een te dikke toplaag maakt het ook moeilijk tot zelfs onmogelijk een andere boule op te spelen of uit het spel te schieten.

 

GOED

FOUT

 

 

 

+/- 3 - 5 mm. zand (of grind) = prima bespeelbaar! 😊

 

Te dik zand (of grind) = spelbederf.

 

 

Termologiën

 

Als je pétanque speelt ontkom je er niet aan dat je wordt gebombardeerd met Franse termen. Om deze termen wat sneller te begrijpen kun je de volgende lijst met gebruiken.

 

Franse term

Nederlandse vertaling

Arrête

Stop, blijf liggen, rol niet verder.

Avoir l’avantage

De voordeelsituatie hebben. Hierbij heeft u meer boules dan uw tegenstander of bij een gelijk aantal heeft u een punt op het terrein liggen.

Balancier

De armzwaaibeweging.

Bâtard

Een punt dat niet goed maar ook niet slecht is. De tegenstander aarzelt of hij zal schieten of niet.

Biberon

Hierbij liggen boule en but tegen elkaar aan.

Bien joué

Mooie bal, goed gespeeld. Vooral veel zeggen in Frankrijk.

Bombardier

Een (goede) schutter

Bouchon

Andere naam voor but.

Boule

Bal, bol, kogel. De metalen bal waarmee pétanque wordt gespeeld.

Boule de fort

Een variant van jeu de boules uit het Maine-Loiregebied.

Boules collées

Kleefballen, boules die helemaal tegen elkaar liggen.

Boules glissés

Gladde boules, boules die géén groeven hebben.

Boules quadrillées

Ruwe boules, boules met veel groeven.

Bouliste

Een jeu de boules-speler.

Boulodrome

Jeu de boules-speelterrein.

Boulomane

Een jeu de boules-liefhebber.

But

Doelballetje, mikballetje, het kleine houten balletje dat bij pétanque als doel dienst doet.

Canonnier

Een (goede) schutter.

Caresser

De andere boule aaien.

Carreau

Na het tireren ligt de geworpen boule nog steeds in het spel echter niet op dezelfde plek als de boule die is weggeschoten.

Carreau sur place

Na het tireren ligt de geworpen boule op de exact dezelfde plek als de boule die is weggeschoten.

Chiqué

Net de andere boule schampen.

Cochonnet

Andere naam voor but.

Couloir

De haag gevormd door toeschouwers.

Demi-portée

Het pointeren van een boule zo dat deze halverwege de werpcirkel en het but neerkomt en verder rolt.

Donnée

Plaats op het terrein waar de boule neerkomt.

Doublette

Een team dat uit 2 spelers bestaat (doublet). Elke speler speelt met 3 boules.

Enlever

Weghalen.

Être court

Een te kort gespeelde boule.

Être long

Een te lang gespeelde boule.

Faire les mains

Twee tegen één spelen.

Fanny, embrasser Fanny of faire Fanny

Uitdrukkingen die gebruikt worden als je een wedstrijd met 0-13 verliest en Fanny's billen moet kussen.

Fuser

Een boule die wegrolt, na over een obstakel gegleden te zijn.

Gagner le point

Het punt winnen, een boule dichterbij het but leggen dan die van de tegenstander.

Gagner!

Uitroep van het team wat het 13e punt maakt. Verzeker je ervan niet te vroeg roepen!

Gari

Andere naam voor but.

Glisser

Een glijdende/rollende boule pointeren op 8 meter met een donnée op 3 meter van de werpcirkel.

Jeu Provençal

Een spel dat op petanque lijkt en gespeeld wordt op een terrein van 15 x 21 meter. Men pointeert op één voet. Tireren gaat met een aanloop van drie passen vanaf de werpcirkel.

Jouer ‘sur main’

Bovenhands spelen, spelen met de rug van de hand naar de grond gekeerd.

Lâcher

Een glijdende/rollende boule pointeren op 6 meter met een donnée op 3 meter van de werpcirkel.

Let

Andere naam voor but.

Lyonnaise

(Boule Lyonnaise)

Jeu de boules-spel met een aanloop bij het schieten.

Marquer les boules of Marquer le but

De boules of het but markeren. Twee streepjes die elkaar kruisen en op het terrein onder de boule of het but getrokken worden om zo de plaats ervan aan te geven.

Mène

Werpronde, de periode vanaf het werpen van het but tot het moment waarop de laatste boule geworpen is en waarna het but opnieuw moet worden geworpen.

Milieu

De middelste speler in een triplet, die zowel plaatsen als schieten kan.

Oreille

Een boule van boven opzij raken, bijv. om de but te laten liggen.

Pailler

Meten met een takje of een strootje.

Palet

Wat wij noemen ‘een blijver’. De gespeelde boule blijft na het treffen ongeveer binnen 50 centimeter van de geschoten bal.

Pas droit

Niet recht gegooid.

Petit

Andere naam voor but.

Pointeur

Een plaatser.

Portée

Een zéér hoge worp van een boule die dicht bij het but neerkomt.

Poussette

Een andere boule een klein zetje geven.

Raclette, raffle, raspaille

De boule wordt rollend over de grond geschoten.

Raser

Rakelings erlangs schieten (en de boule als het ware scheren).

Rond

Werpcirkel, de cirkel die men op het terrein trekt en waarin men moet staan wanneer boule of but worden geworpen.

Roulette

Rollend spelen.

Sautée

Over andere boule heen op ijzer tireren.

Sport-boules

Een variant van jeu de boules uit de omgeving van de Zuid-Franse stad Lyon.

Stries

Groeven, de lijnen die in de boule zijn gegraveerd.

Sur la tête

Een boule bovenop raken (als ware het in z’n gezicht).

Tetard

Andere naam voor biberon.

Tête à tête

Eén tegen één. Elke speler speelt met drie boules.

Tirer

Tireren, een boule of but raken met de bedoeling deze in een andere positie te spelen (beter nog: uit het spel te spelen).

Tirer à la rafle

Over de grond schieten (slepend schieten).

Tirer au fer

Direct op het ijzer de andere boule raken.

Tireur

Een speler die voornamelijk schiet.

Toucher

Aanraken.

Tourner une boule

Links of rechts effect geven, zodat de boule een bocht naar links of rechts maakt.

Triplette

Een equipe dat uit 3 spelers bestaat (triplet). Elke speler speelt met 2 boules.

Une boule avant (et une boule d’argent)

Een boule ervoor (is een boule van zilver).

Viser

Richten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nederlandse Jeu de Boules Bond (NJBB): 3035

Kamer van Koophandel: 66425654

RegioBank: NL80 RBRB 0200 4914 82

 

 

Privacybeleid